In het kort
- Cyberpesten is een vorm van online agressie, meestal tussen leeftijdsgenoten.
- Het is belangrijk dat ouders ook de online leefbaarheid van hun tieners bespreekbaar maken.
- Cyberpesten kan strafbaar zijn. Er wordt steeds gekeken naar de inhoud en het motief.
- Scholen kunnen bijdragen aan preventie, door bijvoorbeeld smartphoneluwe zones in te voeren en te focussen op digitale deconnectie.
- Word je online gepest? Zoek dan hulp. Samen kan je snel tot een oplossing komen.
Afgelopen zomer was happy slapping niet weg te denken uit het nieuws, en recenter dreigde een minderjarige via TikTok om haar school aan te vallen, wat achteraf ook een uit de hand gelopen actie van online pestgedrag bleek. Beide situaties beroeren de gemoederen en wakkert het publieke debat rond (cyber)pesten en de straffen voor daders aan. Stroom sprak met experten uit verschillende domeinen, en met een slachtoffer van cyberpesten.
“Preventie begint met bewustmaking”
Heidi Vandebosch en Michel Walrave zijn beiden professor communicatiewetenschappen aan UAntwerpen (Faculteit Sociale Wetenschappen). Ze bestuderen de uitdagingen van digitale media voor de samenleving. Samen lichten ze de impact en preventie van cyberpesten bij jongeren toe.
Tieners laten zich soms erg door hun emoties leiden – niet alleen woede, maar vaak ook verveling.
Stappen om te zetten als slachtoffer
“Cyberpesten is een vorm van online agressie, veelal tussen leeftijdsgenoten”, begint Vandebosch. “De dader wil kwetsen, en het slachtoffer kan zich vanuit zijn positie moeilijk verdedigen. Er is ook sprake van herhaling: iemand wordt meermaals belaagd door dezelfde persoon, of de dader verspreidt berichten die dan herhaaldelijk bekeken, becommentarieerd en gedeeld worden.” In tegenstelling tot ‘klassiek’ pesten, speelt cyberpesten zich dus op digitale platformen af: “Jongeren krijgen beledigende berichten via Snapchat, ze worden uitgesloten van de WhatsApp-klasgroep, er worden gênante filmpjes over hen verspreid op Tiktok…” Ze haalt twee redenen aan waarom daders pesten. “Tieners laten zich soms erg door hun emoties leiden – niet alleen woede, maar vaak ook verveling. Al blijft het hoofddoel van pesten het verwerven van status.”
Walrave gaat verder. “Preventie begint daarom met bewustmaking. Jongeren moeten beseffen dat pesten onaanvaardbaar is en géén acceptabel middel om aan populariteit te winnen. Daarnaast moeten we alle betrokken partijen beter leren beter omgaan met pestsituaties.”
Vandebosch legt uit welke stappen slachtoffers kunnen zetten. “Neem een volwassene in vertrouwen, zoals een ouder of leerkracht. Ook bij leeftijdsgenoten kun je terecht. Rapporteer cyberpesten ten slotte op de digitale platformen, om boodschappen of beelden te laten verwijderen en verdere verspreiding te verhinderen.”
“Weet wel dat iedere minuut telt”, gaat Walrave knikkend verder. “Pestberichten kunnen zich als een lopend vuurtje verspreiden, wat hun impact vergroot en ze moeilijker te verwijderen maakt. Providers moeten echt snel ingrijpen om iets offline te kunnen halen. Gelukkig telt België enkele trusted flaggers zoals Child Focus. Zij hebben een directe lijn met socialemediasites en kunnen razendsnel optreden.”
Steun van de omgeving
De directe omgeving van het slachtoffer kan een belangrijke, constructieve rol spelen. Vandebosch geeft advies voor ouders. “Maak goede afspraken rond digitale media. Bij jonge kinderen hou je best een oogje in het zeil, bij tieners wil je vooral een open cultuur creëren. Komt je kind aankloppen met een online probleemsituatie? Blijf dan rustig en zoek samen naar oplossingen, door bijvoorbeeld de juiste hulpverleners te contacteren.”
De digitale communicatie van je kind afsluiten is meestal geen goed idee, zegt Walrave. “Jongeren zoeken online naar hulp of staan er in contact met leeftijdsgenoten die hen steunen. Die positieve kant van technologie wil je niet mee afsluiten. Verwijder ook liever geen accounts – die kunnen bewijsmateriaal zijn. Het is belangrijk om zeker screenshots te maken van berichten.”
Zowel bij offline als online pesterijen zijn er vaak omstaanders. Zij kunnen een positieve rol spelen, aldus Vandebosch. “Ze kunnen het slachtoffer steunen en de daders ontmoedigen. Al zijn er grenzen aan de manier waarop.” Daarmee verwijst ze naar de burgerreacties op happy slapping afgelopen zomer.
Weet dat iedere minuut telt. Pestberichten kunnen zich als een lopend vuurtje verspreiden, wat hun impact vergroot en ze moeilijker te verwijderen maakt.
“Vroeger betekende happy slapping zinloos geweld tegenover een toevallig slachtoffer,” legt Walrave uit, “maar vandaag kennen we het als een echte pestsituatie waarbij daders gericht een slachtoffer uitkiezen en aanvallen.” Het doel? Maximale impact. “De verspreiding van de beelden vergroot de vernedering voor het slachtoffer en het ‘prestige’ voor de daders.”
Zulke filmpjes lokken soms heftige, gewelddadige reacties uit, zegt Vandebosch. “Mensen willen de daders een lesje leren. Daarmee help je het slachtoffer echter niet, want je kopieert pestgedrag en genereert nog meer aandacht voor de pesterij.”
Preventie
Om jongeren en volwassenen beter te leren omgaan met cyberpestsituaties, creëerden Walrave en Vandebosch websites in samenwerking met Mediawijs en Medianest. Daarop verzamelden ze getuigenissen, informatie en advies. Allemaal tools om preventief of reactief mee aan de slag te gaan.
“Die tools zijn er ter ondersteuning van alle betrokken partijen”, benadrukken beide professoren. “Slachtoffers en hun ouders, maar net zo goed daders, omstaanders of leerkrachten die in de klas rond (cyber)pestpreventie willen werken.”
“Fysieke agressie en cybergeweld lopen in elkaar over”
Catherine Van de Heyning is juriste, parketmagistrate en professor rechten aan UAntwerpen (Faculteit Rechten), gespecialiseerd in onder meer cybercriminaliteit. Ze schetst het juridische kader rond online misdrijven en cyberpesten.
Een continuum tussen offline en online geweld
In België wordt cybercriminaliteit zo veel mogelijk behandeld als klassieke criminaliteit in een nieuwe setting, legt Van de Heyning uit. “Centraal staat de insteek van de strafbare feiten. Is het motief seksueel? Dan grijpen we naar de wetgeving rond seksuele misdrijven, enzovoort.” Maar niet elk cybermisdrijf is zomaar een digitale vertaling van ‘klassieke’ misdaad. Soms creëert de online context een wezenlijk verschil, zoals bij stalking. “Juridisch gezien is iemand die eenmalig ongewenst voor je deur staat geen stalker – een herhaaldelijk voorkomen is nodig. Maar online is het probleem niet noodzakelijk dat iemand veel berichten stuurt, maar wel dat je door een massa mensen tegelijk kunt worden belaagd, of door één persoon met meerdere accounts. Daarom bestaat er een aparte bestraffing voor elektronische belaging. Eén online voorval kan al als stalking gelden.”
Ook lopen on- en offline geweld steeds vaker in elkaar over. “Neem nu vechtpartijen die plots op de speelplaats ontstaan, schijnbaar zonder aanleiding. Tot blijkt dat er zich online al pesterijen afspeelden tussen de betrokken jongeren. Het omgekeerde gebeurt ook: fysiek pesten op school dat verdergaat op sociale media.”
Een vergaand pestfenomeen met een off- en online component, is happy slapping. “Juridisch complex”, zegt Van de Heyning. “Er is het fysieke geweld, dat strafbaar is. De beelden zijn bewijsmateriaal. Maar hoe gaan we om met wie ze maakte en verspreidde?” Een vechtpartij filmen is niet zomaar strafbaar. “De intentie speelt mee. Jongeren filmen niet alleen om aanzien te krijgen. Soms weten ze niet wat te doen, grijpen ze uit reflex naar hun camera, of staan ze onder druk om op een manier deel te nemen aan de vechtpartij.”
Veel ouders zijn te weinig bezig met de online wereld van hun kinderen. Ze zijn dan soms verrast wanneer zoon of dochter ‘plots’ slecht presteert op school of een eetstoornis ontwikkelt – gedrag dat kan voortkomen uit een online probleemsituatie.
Wat dan met wie die beelden verspreidt? “Opnieuw is de intentie cruciaal. Vrije meningsuiting is een beschermd recht. Mensen via beelden ergens over informeren, mag. Maar wie zulke vechtfilmpjes deelt met de namen van de daders, als oproep tot wraak, die pleegt inbreuk op de privacy en zet aan tot geweld.”
Rol van de ouders
Cyberpesten doet zich vaak voor onder minderjarigen. In het jeugdrecht kunnen ouders verantwoordelijk worden gehouden voor schade die voortvloeit uit strafbare feiten gepleegd door hun kinderen. Maar de rol van ouders begint thuis, vindt Van de Heyning. “Veel ouders zijn te weinig bezig met de online wereld van hun kinderen. Ze zijn dan soms verrast wanneer zoon of dochter ‘plots’ slecht presteert op school of een eetstoornis ontwikkelt – gedrag dat kan voortkomen uit een online probleemsituatie.” Van de Heyning pleit ervoor om thuis het online leven van jongeren bespreekbaar te maken. “Door er als ouder expliciet interesse in te tonen, geef je je kind het signaal dat het ook met problemen uit de digitale sfeer bij jou terecht kan.”
“Volop inzetten op empathie”
Alumna Karin Heremans is directeur van het GO! Koninklijk Atheneum in Antwerpen. Ze heeft een uitgebreide expertise in de preventie van radicalisering en polarisering: zo is ze verantwoordelijk voor het beleid hierrond van het Vlaamse gemeenschapsonderwijs en is ze Belgisch ambassadeur van het Radicalisation Awareness Network binnen de Europese Commissie. Samen met haar lerarencorps streeft ze naar meer empathie en dialoog op school.
Deconnectie
Op het GO! Koninklijk Atheneum in Antwerpen wordt elk jaar gewerkt rond een belangrijk thema. Dit jaar is dat out of connection: inzetten op digitale deconnectie en meer fysieke verbinding. “Heel wat tieners vertonen problematisch smartphonegebruik”, zegt Heremans. “Sommigen zijn echt verslaafd aan sociale media. Ze verliezen de voeling met de fysieke wereld en worden extra vatbaar voor fake news en complotdenken. En natuurlijk zijn er ook online pesterijen. Die hebben een grote impact op het welzijn van tieners.”
Eerst hield het lerarencorps een pedagogische studiedag rond dit thema. “We volgden lezingen van experten en hielden een brainstormsessie.” Daaruit vloeide een plan voor het komende schooljaar. “We willen van onze school een smartphoneluwe omgeving maken, voor meer fysieke interactie”, zegt Heremans. “Daarnaast zetten we in op veilige omgang met de digitale wereld. We zullen met leerlingen werken rond privacy, weerbaarheid, grenzen stellen en respecteren… Die onderwerpen passen binnen uiteenlopende vakken, zoals informatica en burgerschap. Om het concreet te houden, willen we leerlingen casestudies voorleggen en doe-opdrachten geven. Wat als we hen laten opzoeken wat er online over hen te vinden is? Dat kan hen echt wakker schudden!”
Ten slotte werken de leerlingen in het voorjaar kunstprojecten uit rond dit thema. Een niet-bedreigende vorm van zelfexpressie, volgens Heremans. “Daar komen elk jaar prachtige dingen uit. Leerlingen maken filmpjes, tekeningen, liedjes… Zo krijgen we inzicht in hun binnenwereld en komen er gesprekken tot stand.”
Duurzame aanpak
Voor Heremans moet de school proactief en duurzaam werken rond online gevaren. “Daarom organiseren we niet gewoon één vormingsdag, maar zetten we er het hele jaar lang op in.”
Bij dringende pestsituaties wordt er natuurlijk wel reactief opgetreden. “Dan houden we een gesprek met de betrokken leerlingen en hun ouders. In extreme gevallen zijn sancties als schorsing nodig, maar ons voornaamste doel is steeds om onze jongeren empathisch tot inzicht te brengen. Ze moeten niet alleen kritisch maar ook meevoelend in het leven staan. Bij (cyber)pesterijen is empathie superbelangrijk: je in iemand anders inleven en een open gesprek aangaan.”
Veel tieners verliezen de voeling met de fysieke wereld en worden extra vatbaar voor fake news en complotdenken. En natuurlijk zijn er ook online pesterijen. Die hebben een grote impact op het welzijn van tieners.
“Zoek op tijd hulp”
We sluiten af met het verhaal van UAntwerpen-student Nina*. Een ruzie met haar medestudent Myriam* escaleerde tot een echte (cyber)pestsituatie. Nina vertelt hoe ze deze pesterijen heeft ervaren en welke hulp de universiteit heeft geboden.
Een escalerend conflict
“Myriam en ik studeerden dezelfde richting”, zegt Nina. “We waren ook vriendinnen. Tot we ruzie kregen tijdens een groepswerk. Onze vriendschap was voorbij en Myriam begon op te trekken met andere studenten.” Maar daar bleef het niet bij. “Ik merkte dat ik werd aangestaard op de campus. Wanneer ik de aula binnenkwam, draaiden alle hoofden en werd er naar me gewezen. Zo kwam ik erachter dat Myriam in een WhatsApp-groepsgesprek met haar nieuwe vrienden heel wat persoonlijke en gevoelige informatie over mij deelde: mijn adres, pijnlijke details over de breuk met mijn ex…” De situatie woog steeds zwaarder op Nina, waardoor ze niet meer naar de les wou komen.
Op een dag knapte er iets in haar. “Toen ik hoorde dat Myriam een medestudent over mij had aangesproken, liep mijn emmer over. Ik stuurde haar een heel boos bericht en noemde haar ziek.” Niet veel later werd Nina uitgenodigd voor een gesprek bij de studentenbemiddelaar, op vraag van Myriam.
Hulp van de studentenbemiddelaar
“Met een klein hartje ging ik daarheen”, herinnert Nina zich. “We deden allebei ons verhaal. Eerst ontkende Myriam, maar uiteindelijk bekende ze en bood ze haar excuses aan.” Hoe de zaak werd afgehandeld? “We kregen twee opties. Ofwel lieten we het hierbij, ofwel ondertekenden we een contract waarin Myriam moest beloven me niet meer lastig te vallen. Ik verkoos de eerste optie – ik wou het gewoon afsluiten.”
Vraag op tijd om hulp. De universiteit is er voor je. Samen kan je veel sneller tot een oplossing komen.
Sindsdien zijn de pesterijen gestopt. “We hebben een bladzijde omgeslagen. Maar vriendinnen zullen we nooit meer worden.” Het hele gebeuren heeft ook een stempel gedrukt op Nina. “Ik ben nu veel voorzichtiger en formeler in mijn omgang met medestudenten, om nooit meer bij zoiets betrokken te raken.”
Achteraf gezien zou ze het anders hebben aangepakt. “Ik ben niet zelf naar de studentenpsycholoog of -bemiddelaar gestapt omdat ik niet echt op de hoogte was van hun diensten. Ook wilde ik de boel niet laten escaleren. Maar daardoor heeft dit maanden aangesleept.” Nina’s advies voor studenten in een gelijkaardige situatie? “Vraag op tijd om hulp. De universiteit is er voor je. Samen kan je veel sneller tot een oplossing komen.”
*Myriam en Nina zijn pseudoniemen.