Sommige lezers laten hun boeken in onberispelijke staat, andere maken aantekeningen in de marge of vouwen ezelsoren in het papier. Tot die laatste groep behoorde ook Iers auteur Samuel Beckett, wiens thuisbibliotheek een schat aan materiaal vormt voor literair-historisch onderzoek. Professor Engelstalige literatuur Dirk Van Hulle vertelt wat Becketts boekencollectie en één specifiek ezelsoor ons over de schrijver leren.
Beckett als lezer
Professor Dirk Van Hulle is aan beide zijden van het Kanaal thuis: hij werkt aan de Universiteit Oxford en aan UAntwerpen. We ontmoeten hem in zijn kantoor op de Stadscampus, waarvan elk stukje muur achter boekenrekken schuilgaat. Toch valt deze boekencollectie in het niets bij die van schrijver Samuel Beckett. “Beckett was een echte veellezer”, begint Van Hulle. “Na zijn dood in 1989 bleef zijn verzameling boeken bewaard. Daarvan gaf zijn erfgenaam ons er 770 in bruikleen – een schat aan materiaal! We komen zo te weten wat Beckett las. Dat waren ongelooflijk uiteenlopende werken, gaande van Darwins On the Origin of Species tot Dantes La divina commedia. Extra bijzonder is het om zijn eigen exemplaren, inclusief aantekeningen, in handen te hebben. Zo ontdekken we een andere kant van de schrijver: Beckett als lezer.”
Voor Samuel Becket was teruggrijpen naar de boekenkennis die hij opdeed sterker dan hemzelf!
Al zijn de lees- en schrijfpraktijk van de auteur met elkaar verweven. De vroege Beckett had een brede, encyclopedische interesse. Hij las veel en verwerkte dat in zijn eigen werk. Na de Tweede Wereldoorlog keerde hij zich echter af van het schrijven vanuit kennis. “Of toch in theorie”, aldus Van Hulle. “Teruggrijpen naar boekenkennis was sterker dan hemzelf!”
Ezelsoor
Dat Beckett zich ook na 1945 bleef vastbijten in het encyclopedische, blijkt onder meer uit zijn exemplaren van de Encyclopaedia Brittanica. Daarin ontdekte Van Hulle een opvallend groot ezelsoor bij de pagina over ‘manicheïsme’, een levensbeschouwing die de dualiteit tussen goed en kwaad centraal stelt. Dat Beckett zélf dit ezelsoor maakte, is nagenoeg zeker. “Hij heeft gegarandeerd die passage gelezen”, zegt Van Hulle. “Toen hij in 1969 het toneelstuk Krapp’s Last Tape regisseerde, pende hij in een schriftje namelijk stukjes uit deze tekst over. Het manicheïstische gedachtegoed wordt ook uitgewerkt en onderuitgehaald in het toneelstuk – iets wat Beckett wel vaker deed met filosofische denkkaders.”
De wetenschap dat de auteur het ezelsoor zélf plooide, opent pistes voor verder onderzoek. “Nu zoeken we verder naar soortgelijke opvallend grote vouwen, om nog passages te vinden die Beckett interessant vond. Die koppelen we dan weer aan zijn eigen werk. Literair-historisch onderzoek wordt door zulke materiële vondsten plots zeer tastbaar. Al blijft correcte interpretatie uitdagend: wat betekent een gemarkeerde passage in bijvoorbeeld het verzameld werk van Shakespeare voor het inzicht in Becketts eigen werk?”
Een groot publiek
Tot slot delen Van Hulle en collega’s hun passie voor Beckett met een breed publiek. “We digitaliseren alle boeken die we uit zijn privécollectie in bruikleen kregen. Die scans komen op onze website, samen met Becketts eigen manuscripten. Zijn handgeschreven kladjes zitten over de hele wereld verspreid, maar in ons archief herenigen we ze digitaal en maken ze online toegankelijk voor onderzoekers en geïnteresseerden.” Al wil Van Hulle ook mensen aan UAntwerpen verwelkomen, waar in 2026 ter ere van Becketts 120ste verjaardag een congres en tentoonstelling worden georganiseerd. Of het ezelsoor in de Encyclopaedia Brittanica ook te bewonderen zal zijn? “Zeker weten!”