“Een werkende, gesluierde vrouw is net een rolmodel”
In het kort
- De Associatie van Universiteit en Hogescholen Antwerpen (AUHA) deed onlangs een oproep naar bedrijven om hun (eventuele) verbod op het dragen van levens-beschouwelijke symbolen af te schaffen.
- Sommige studenten met een hoofddoek ondervinden problemen bij de zoektocht naar een stageplek.
- Nog te vaak is het verbod een onnodige, disproportionele vorm van vrijheidsinperking. Pragmatisme is hier nodig.
De Associatie van Universiteit en Hogescholen Antwerpen (AUHA) deed onlangs een oproep naar bedrijven om hun (eventuele) verbod op het dragen van levensbeschouwelijke symbolen af te schaffen. Sommige studenten met een hoofddoek ondervinden immers problemen bij de zoektocht naar een stageplek. Onder andere studente Meryem Elyahyaoui (Educatieve Master) moest dit helaas zelf ondervinden. “Dat verbod is een onnodige, disproportionele vorm van vrijheidsinperking”, aldus moraalfilosoof en godsdienstwetenschapper Patrick Loobuyck, die pleit voor een pragmatische benadering.
Emancipatorische maatregel
Het verbod op levensbeschouwelijke kentekens in het professionele leven – het gaat hier in 95% van de gevallen over het verbod op de hoofddoek – beroert al jaren de gemoederen en het laatste woord hierover is nog niet gezegd. Eerst en vooral: wat zijn nu weer de argumenten van de mensen die vóór zo’n verbod zijn? “Voorstanders van een verbod op de hoofddoek in openbare functies argumenteren dat die kledij de indruk kan voeden dat de overheid onvoldoende neutraal is”, licht moraalfilosoof Patrick Loobuyck toe. “Burgers hebben volgens hen het recht om in contact met de overheid niet met religie geconfronteerd te worden. Omdat ze de hoofddoek als een symbool van vrouwenonderdrukking zien, vinden sommigen het verbod ook een emancipatorische maatregel.”
Als je mensen het signaal geeft dat hun levensbeschouwelijke identiteit niet welkom is, werkt dat integratie tegen.
Weerspiegeling van de maatschappij
En wat zijn de argumenten van de tegenstanders van zo’n verbod? “Zo’n verbod heeft perverse neveneffecten”, aldus Loobuyck. “Als je mensen het signaal geeft dat hun levensbeschouwelijke identiteit niet welkom is, werkt dat integratie tegen. Bovendien kan miskenning leiden tot zich terugplooien op de eigen gemeenschap. Het verbod op het dragen van hoofddoeken in het onderwijs voedde trouwens de claim voor eigen moslimscholen. Tegenstanders van het verbod vinden dat de arbeidsvloer de diversiteit van de samenleving mag weerspiegelen, dat je minderheden optimale kansen op integratie en werkgelegenheid moet geven, en dat vrouwen met een hoofddoek juist rolmodellen kunnen zijn. Vandaag dragen vrouwen de hoofddoek meer en meer als feministisch statement: ‘Ik ben vrouw, meerderjarig, en kies zélf hoe ik me kleed.’ Daar zit geen connotatie van slaafsheid of vrouwenonderdrukking meer aan vast.”
Bedrijven niet neutraal
Loobuyck vindt de oproep van de AUHA om bedrijven aan te zetten het verbod af te schaffen, dan ook een te verdedigen signaal. “Het is trouwens voor privébedrijven juridisch niet eenvoudig om mensen te weigeren als ze levensbeschouwelijke signalen dragen. Als je daar als bedrijf tóch voor kiest, dan moet die motivatie in je statuten staan, er moet sprake zijn van een duidelijke behoefte én er moet een objectieve rechtvaardiging zijn. Dat kan bijvoorbeeld als het dragen van levensbeschouwelijke tekens ertoe zou leiden dat mensen onder druk worden gezet, of als er daardoor een sociaal conflict ontstaat, of als je daardoor een groot economisch nadeel ondervindt.”
Maar die argumenten moeten op papier staan en uitgewerkt zijn. “Als je daar als onderneming nog nooit over hebt nagedacht, dan kan dat verbod niet afgedwongen worden. Juristen zijn het over deze kwestie trouwens niet allemaal eens. De meesten zijn van mening dat bedrijven niet neutraal hoeven te zijn. Ze mogen vooral niet discrimineren en moeten iedereen gelijk behandelen. Trouwens, momenteel zien we dat nood wet breekt: omdat er voor veel jobs geen mensen meer gevonden worden, is men quasi ‘gedwongen’ om mensen met een hoofddoek tewerk te stellen.”
Discussies in het onderwijs
Loobuyck stelt wel dat er een verschil is tussen de privésector en het onderwijs. “Alhoewel diezelfde pragmatische reflex ook in het onderwijs doordringt. We zitten met een lerarentekort, wat hebben we nu liever: géén leerkracht of een leerkracht met een hoofddoek? Er is ook een merkelijk verschil tussen het vrij katholiek onderwijs en het gemeenschapsonderwijs (GO!): waar in het GO! een verbod voor leerlingen én leerkrachten geldt, kunnen katholieke scholen levensbeschouwelijke symbolen niet bannen. Op dat punt geeft de top van het katholieke onderwijs de scholen autonomie.”
We zitten met een lerarentekort, wat hebben we nu liever: géén leerkracht of een leerkracht met een hoofddoek?
Veel scholen kiezen ervoor om via vestimentaire regels – geen hoofddeksels – ook de hoofddoeken te verbieden. Is dat legitiem? “Daar bestaat discussie over, net als over het totaalverbod in het gemeenschapsonderwijs. Het Grondwettelijk Hof vindt daar dat een verbod kan, maar de Raad van State heeft al een aantal keren scholen veroordeeld omdat ze hoofddoeken bij leerlingen verbieden. Je merkt dat het wringt, he? Je staat voor actief pluralisme, maar tegelijkertijd verbied je wél levensbeschouwelijke symbolen.”
Handelingsneutraliteit
Moet neutraliteit zich per se uiten in neutrale uiterlijke kenmerken, of is ‘handelings-neutraliteit’ voldoende? “Handelingsneutraliteit is een plicht”, aldus Loobuyck. “Mensen moeten op voet van gelijkheid behandeld worden, ook in commerciële situaties. Maar moet die neutraliteit ook zichtbaar zijn?” Loobuyck pleit dan ook voor een pragmatische benadering. “Als je asielzoekers die net in ons land aankomen, moet interviewen, lijkt het me een blijk van respect om je neutraal te kleden, om hen op hun gemak te stellen. Maar als je voor de VDAB werkzoekenden begeleidt naar de arbeidsmarkt, kan je net als rolmodel gezien worden als je levensbeschouwelijke symbolen draagt. Het algemene verbod zoals we dat nu kennen, vind ik een onnodige disproportionele vorm van vrijheidsinperking.”
Meryem Elyahyaoui studeerde Biomedische Wetenschappen aan onze universiteit en volgt nu nog een extra educatieve masteropleiding. Het afstuderen wordt haar echter wat bemoeilijkt, want ze vindt momenteel geen tweede stageplek in een Antwerpse school waar stagiaires met hoofddoek zijn toegelaten.
“Ik vind het echt heel vervelend”, getuigt Elyahyaoui. “Tijdens mijn studie Biomedische Wetenschappen ondervond ik nooit problemen bij de stages. Dat was daar gewoon geen thema. Toen ik stage liep in het Universitair Ziekenhuis (UZA), moest ik wel een verpleegkundige outfit dragen omwille van hygiënische redenen, maar ze waren daar erg flexibel. Zo mocht ik een coltrui aandoen onder mijn uniform, zodat mijn armen toch bedekt waren, en het hoofdkapje verving dan mijn hoofddoek. Maar de stage in de Educatieve Master is een ander paar mouwen.”
Geen stageplek
Concreet moet Elyahyaoui twee stages doen, in twee verschillende scholen. “In Antwerpen is er helaas maar één school die leerkrachten met een hoofddoek toelaat, en dat is het Lucernacollege. Maar ik heb nóg een stageplek nodig, en die is er niet in Antwerpen. Daarvoor moet ik dan uitwijken naar Brussel, Mechelen of Turnhout. Evident is dat niet, want ik werk al voltijds, in Antwerpen.”
Een gesluierde vrouw die haar eigen centen verdient en niet afhankelijk is van anderen, lijkt me een erg belangrijk rolmodel.
Ook bij de kijkstages ervoer Elyahyaoui problemen. “In de ene school mocht ik probleemloos mijn kijkstage mét hoofddoek doen, in een andere middelbare school moest ik van de directeur meteen vertrekken als ik mijn hoofddoek niet wilde afzetten. Nochtans had ik de begeleidende leerkracht op voorhand verteld dat ik een hoofddoek droeg.”
Principes niet opzij
Heeft Elyahyaoui overwogen om tóch die hoofddoek af te zetten voor de stage? “Ik héb al een masteropleiding, en wil mijn principes niet opzijzetten voor een bijkomstige opleiding. Ik begrijp de reacties van de scholen niet, en dat terwijl ze met een lerarentekort kampen. We leven in een multiculturele samenleving, niemand is neutraal. Ook al draag je zogenaamde ‘neutrale’ kledij, dan nóg heb je je eigen identiteit en bijhorende normen en waarden. Een moslima met hoofddoek voor de klas is toch net erg emancipatorisch? Een gesluierde vrouw die haar eigen centen verdient en niet afhankelijk is van anderen, lijkt me een erg belangrijk rolmodel, toch? Ik denk dat het onderwijs op deze manier heel wat talent misloopt.”
“Vrijheid beperken voor de ene, maakt haar mogelijk voor de andere”
Prof. Patrick Loobuyck en studente Meryem Elyahyaoui zijn de oproep van de AUHA genegen om het verbod op het dragen van levensbeschouwelijke tekens af te schaffen. Als vrijzinnig humanist denkt Jurgen Slembrouck, verbonden aan de Vrijzinnige Dienst van onze universiteit, dat je een verbod soms wél mag verkiezen.
“Mijn visie is contextgevoelig en laat de vrijheid afhangen van de maatschappelijke sfeer waarin tekens gedragen worden”, aldus Jurgen Slembrouck. “De vrijheid is het grootst in de privésfeer, een verbod is daar onnodig. Ook in de publieke sfeer is de vrijheid groot, maar kan ze worden beperkt als ze het samenleven in diversiteit ondermijnt. Wie graag naakt loopt of graag een boerka draagt, mag dat niet op de straten en pleinen die we met elkaar delen. In de sfeer van de overheid en de officiële school moet de vrijheid beperkt worden. Daar ontmoeten mensen elkaar immers niet als ‘vrijen’ en ‘gelijken’. Burgers zijn er afhankelijk van ambtenaren die over macht beschikken om diensten van algemeen belang te verlenen. In zo’n context is de confrontatie met levensbeschouwelijke en andere tekens problematisch. Die kunnen de vrijheid beperken of vragen doen rijzen over de kwaliteit van de dienstverlening.”
Dat effect staat volgens Slembrouck los van de intentie waarmee of van het soort teken dat wordt gedragen: “Het heeft meer te maken met de ambiguïteit van de opvattingen of praktijken waarnaar ze verwijzen. Wie jarenlang misbruikt werd door een priester, zal mogelijk geen aangifte doen bij een politieagent die een halsketting met een kruis draagt. Een slager wiens winkel moet sluiten, kan twijfelen aan dat bevel als de ambtenaar een GAIA-T-shirt draagt.”
Mijn visie is contextgevoelig en laat de vrijheid afhangen van de maatschappelijke sfeer waarin tekens gedragen worden.
Machtsrelatie en afhankelijkheid
Bij leerkrachten en minderjarige leerlingen is die machtsrelatie en afhankelijkheid manifest aanwezig, meent Slembrouck. “Bij herhaling oordeelden de hoogste rechtscolleges dat het dragen van levensbeschouwelijke tekens de vrijheid van leerlingen kan aantasten en een verbod gepast kan zijn. Wie zijn levensbeschouwelijke overtuiging niet kan beleven zonder er uiting aan te geven in woord, houding of voorkomen, is volgens mij ongeschikt om als ambtenaar of leerkracht te werken. Diezelfde colleges hebben bovendien geoordeeld dat ook bedrijven een goed gemotiveerd neutraliteitsbeleid mogen voeren in het kader van hun ondernemingsvrijheid.”
“Een rechtvaardige omgang met diversiteit veronderstelt dat je de levensbeschouwelijke vrijheid afweegt tegen andere vrijheden en rekening houdt met specifieke contexten waarin mensen elkaar ontmoeten. Haar beperken voor de ene, maakt haar mogelijk voor de andere.”