Voorbij het taboe: anatomie tot op het bot
IN HET KORT
-
Vroeger hing er een taboe en een mystieke waas over de dood, nu is het gewoon een eindpunt, en met dat lichaam moet je daarna maar iets nuttigs doen.
-
Als je goede chirurgen wil, moet je hen de kans geven om voldoende op echt materiaal te oefenen.
-
Na afloop van de dissectie wordt één minuut stilte gehouden, uit respect voor de doden en uit dankbaarheid omdat ze ons in staat stelden beter te worden in ons beroep.
Veerle Duflou doet in Stoffelijk, een podcast van De Standaard, het verhaal van haar overleden partner die zijn lichaam schonk aan de wetenschap. Ze vraagt zich af wat er met lichamen als het zijne gebeurt en wanneer een mens ‘een stoffelijk overschot’ wordt? Daar kan Luc Van Nassauw, lesgever anatomie en patron van de dissectiezaal, alvast perfect op antwoorden. ‘No bones, no body’ staat er te lezen op zijn tattoo én in de anatomieruimte op Campus Drie Eiken. “We zijn heel dankbaar dat mensen hun lichaam willen afstaan aan de wetenschap, want het levert betere artsen met een nauwkeurigere 3D-kennis van het lichaam op.”
Alleen voor ingewijden
Professor Luc Van Nassauw speelt een prominente rol in de podcast Stoffelijk van De Standaard. Luc is wetenschapper, heavymetalfan, lesgever anatomie en manager van de dissectiezalen op Campus Drie Eiken. Elk jaar begeleidt hij honderden studenten bij hun eerste dissecties van het menselijke lichaam. Dit jaar kwam ook Veerle Duflou een kijkje nemen om met eigen ogen te kunnen zien wat er met het lichaam van haar overleden partner gebeurd was na zijn overlijden. “Die podcast gaat echt tot op het bot – letterlijk en figuurlijk”, steekt Luc Van Nassauw van wal. “Alleen de ingewijden komen normaal gezien te weten wat er in zo’n dissectiezaal gebeurt, met deze podcast wordt die kennis ineens publiek gemaakt. Vroeger hing er veel meer een taboe en een mystieke waas over de dood, dat is nu grotendeels weg. Voor de hedendaagse mens is de dood gewoon een eindpunt, en met dat lichaam moet je daarna maar iets nuttigs doen.”
In België moet je wel nog altijd officieel laten registreren dat je je lichaam aan de wetenschap wil schenken. Dat gebeurt niet automatisch. “Dat moet zelfs met een handgeschreven testament gebeuren waarin je zegt dat de Universiteit Antwerpen je lichaam mag gebruiken voor wetenschappelijke en onderwijsdoeleinden”, weet Van Nassauw. “Het lichaam komt na het sterven normaal zo snel mogelijk naar ons, maar soms wordt er toch eerst nog een groetmoment voor de familie voorzien, of een dienst. We houden daar zoveel mogelijk rekening met de wensen van de nabestaanden.”
Betere 3D-kennis
Kan je in plaats van een echt lichaam te ontleden die kennis ook niet gewoon opdoen in handboeken of met 3D-programma’s? “Dat is niet hetzelfde”, vindt Luc. “Ten eerste zijn die handboeken meestal gericht op het ‘ideale lichaam’, terwijl onze studenten met échte lichamen geconfronteerd worden die wel wat afwijken van de handboekplaatjes. We merken dat de studenten na de practica hun anatomie beter beheersen en ook een betere 3D-kennis van het lichaam hebben. Als je goede chirurgen wil, moet je hen de kans geven om voldoende op echt materiaal te oefenen. Ik vergelijk de anatomische kennis van artsen vaak met automechanici. Als je met je auto naar een garage gaat, dan wil je dat de garagist de motorkap opent en vertelt wat er mis is. Je wil niet dat hij eerst een handboek moet raadplegen om na te gaan hoe die motor in elkaar zit.”
"Ik vergelijk de anatomische kennis van artsen vaak met automechanici. Als je met je auto naar een garage gaat, dan wil je dat de garagist de motorkap opent en vertelt wat er mis is. Je wil niet dat hij eerst een handboek moet raadplegen om na te gaan hoe die motor in elkaar zit.”
Niet alle lichamen komen in aanmerking voor dissectie, zo blijkt: “We hebben een lijstje met besmettelijke ziektes zoals Creutzfeldt-Jakob (een zeldzame hersenziekte, nvdr) en aids, en die komen er niet in. Ook lichamen met een te hoge BMI weigeren we. We kunnen ze niet gemakkelijk stockeren, ze zijn te zwaar om te tillen, en ze zijn niet prettig om mee te werken omdat er te veel lichaamsvet aanwezig is.”
Zwarte humor
In het tweede jaar geneeskunde moeten de studenten twee weken lang dissecties uitvoeren onder leiding van Luc en zijn team, en daar leven velen met zenuwen naartoe: “Het is vaak de allereerste keer dat ze in een menselijk lichaam snijden”, vertelt Luc. “Het hoofd vinden ze in de regel het moeilijkst. Het gezicht van de overledene doet hen soms denken aan oudere mensen in hun nabije omgeving. Als de huid verwijderd is en de ogen eruit zijn, gaat het vaak weer beter.”
Luc schippert in de dissectiezaal tussen uitersten: enerzijds moeten hij en zijn studenten hun emoties uitschakelen om met de lichamen bezig te zijn, anderzijds wordt er wel wat empathie van hem verwacht om studenten die voor de eerste keer met een lijk werken, goed te begeleiden: “Het lijkt misschien ongepast, maar ik probeer toch vaak met humor de luchtigheid erin te houden en de studenten wat af te leiden. Tegelijkertijd hou ik hen goed in de gaten en let ik erop dat ze geen trauma’s oplopen. Ze moeten echt leren om die knop om te draaien en even te vergeten dat het lichaam dat ze aan het ontleden zijn, kortgeleden nog levendig rondliep.”
1 minuut stilte
Wat ook niet altijd helpt, is de ‘geur’ die onmiskenbaar in de dissectieruimte hangt, waardoor het luchtcirculatiesysteem overuren draait. “Die geur blijft helaas lang in je neus hangen”, getuigt Luc. “In de pathologie stinkt het vaak nóg harder omdat daar de lichamen vaak al in een staat van ontbinding verkeren. De onze worden meteen in een koele kamer bewaard, maar naarmate de week vordert, wordt de geur zwaarder.” In een van de laatste stappen van de dissectie worden de ledematen en een deel van het hoofd van de romp gescheiden. Alles weer aan elkaar zetten is een onmogelijke opdracht, dus het lijk belandt na de opdracht in stukken in de lijkzak. Die wordt dan gekist en zo snel mogelijk ‘vrijgegeven’. De begrafenisondernemers worden aangeschreven en de meeste lichamen gaan recht van de dissectiezaal naar het crematorium of de begraafplaats.
En dat was het dan? “Nee”, zegt Luc. “We houden na afloop met zijn allen één minuut stilte, uit respect voor de doden en uit dankbaarheid omdat ze ons in staat stelden kennis op te doen en beter te worden in ons beroep. In Nederland heb je vaak een gedenkmonument aan de geneeskundefaculteiten met daarop de namen van de mensen die hun lichaam aan de wetenschap gaven. Dat zou ik bij ons ook graag willen. In afwachting dus die minuut stilte én een stevig applaus achteraf. Dat is het minste wat we kunnen doen.”
Meanderend
Kan je hele leven lang lichamen ontleden écht een roeping zijn? “Geloof me, dat was niet wat ik vooraf in gedachten had”, lacht Luc. “Ik ben er ook zeven jaar tussenuit geweest, maar dan hebben ze me toch terug gevonden om die dissectiepractica te geven. Ik ben eigenlijk van vorming bioloog-zoöloog en ben begonnen met de anatomie van dieren. In Leuven heb ik zelfs nog een master Milieubeheer behaald. Maar dan ben ik in Antwerpen terechtgekomen, in het Laboratorium voor Anatomie en Embryologie van de Huisdieren. Na nog geen jaar hoorde ik dat er een assistentenplaats vrijkwam in het Laboratorium voor Anatomie van de Mens. Ik kreeg wat handleidingen en een doos met botjes en ze vertelden me waar de handboeken lagen. De prosector leerde me lichamen fixeren, en al snel ben ik zelf lichamen gaan dissecteren. Dat heeft mij heel wat wijzer gemaakt. En kijk, ik doe het nog altijd, en ik probeer het zo goed mogelijk te doen, zodat studenten er echt iets aan hebben.”
No bones, no body
Wie Luc ziet, kan bijna niet naast zijn tattoo met het doodshoofd met knipoog kijken en de slogan ‘no bones, no body’. Krak diezelfde tekening hangt ook op in het dissectielokaal. “Mijn tattoo was er eerst!” zegt Luc trots. “Die dient eigenlijk ter reflectie over het belang van het skelet en breder: het belang van anatomie in de opleidingen geneeskunde, biomedische en revalidatiewetenschappen. De basis van de tattoo ligt bij een opmerking van een masterstudent die vond dat botten klinisch niet relevant waren. Mijn antwoord was: "Breek eens een botje en dan spreken we elkaar nog eens." Beenderen zijn de basis van onze lichaamsvorm en onze beweegmogelijkheden. Het skelet beschermt organen en is belangrijk voor de aanmaak van bloed- en stamcellen. Denk het skelet weg en je houdt een hoopje blubber over.”
Toekomstwensen
Heeft Luc nog wensen of dromen voor de toekomst van de anatomiepractica? “Ja, nog één belangrijke: dat we degelijke infrastructuur krijgen om ons werk goed te blijven uitvoeren. Met de stijgende studentenaantallen komen we momenteel voor uitdagingen te staan met de ruimtes. Ook vanuit het UZA vragen chirurgen of ze bepaalde technieken mogen komen instuderen op onze lichamen. Ruime practicazalen met de juiste infrastructuur én genderneutrale kleedruimtes: dát wens ik de collega’s na mij toe.”
Meer weten?
- Interesse in de werking van het menselijk lichaam? Verken dan zeker deze opleidingen:
- Overweeg je om zelf je lichaam te schenken aan de wetenschap? Lees meer of neem contact op.